Winnie: Versjes en Rijmpjes

Als populaire beer zijn er veel versjes van en over Winnie de Poeh en al zijn vriendjes uit het Honderd-bunder-bos.


‘t Zou handig zijn als beren nou eens bijen waren,
Dan bouwden ze hun nesten niet boven in de groene blaren.
Want waren bijen beren en de beren waren bijen,
Dan hoefde ‘k niet zo hoog te klimmen en omlaag te glijen.


Hiep hiep voor het Berenleven!
Voor het Berenleven, hiep hiep!
Of het regent of sneeuwt, dat maakt me niets uit,
Want honing kleeft op mijn neus en mijn snuit,
Of het regent of mist, dat doet me geen zier:
Op mijn poten kleeft honing. Op alle vier!
Hiep hiep voor een Beer!
Hiep hiep voor een Poeh,
Altijd op weg naar zijn honinkje toe!

Hiep hiep voor Poeh!
(Voor wie?)
Voor Poeh –
(Waarom zo’n gedoe alleen voor Poeh?)
Hij heeft het verdiend.
Hij redde zijn vriend!
Hiep hiep voor die Beer!
Wat deed hij ook weer?)
Want die Poeh-beer, die beer, zwemmen? Vergeet het!
Maar redden? Hij deed het!!
(Wie heeft hij gered?)
Dat zei ik toch net,
Want wie redde Poeh?
(O! Poeh werd gered!)
Hè, toe!
Het was Poeh,
Die het dééd!
(Er zijn dingen die ik vergeet.)
Nou, Poeh, met zijn Reuzen-Hersenpan…
(En wat zou dat dan?)
Nou , die hersenpan…
(Een pan met eten voor reuzen dan)
Ja, eten, daar weet Poeh het fijne van,
Maar ‘k betwijfel of ie ook zwemmen kan,
Maar drijven, dat ging,
Op een drijvend ding.
(Op een boot of een vlot?)
Nee, meer een soort pot.
Dus geet hem een driewerf hoera!
(Drie werven om op te drijven?)
Dat hij nog jaren, en jaren daarna
In geluk en gezondheid bij ons mag blijven.
3 Hiep hieps voor Poeh!
(Voor wie?)
Voor Poeh!
3 Hiep hieps voor Poeh!
(En nog eentje toe.)
4 Hiep hieps voor Poeh, de dappere Beer
Voor die geweldige Winnie-de-Poeh!
(Maar zeg me nou eerst: waarvoor was het ook weer?)

Zolang als het sneeuwt (Tsjing Tsingleboem)
Op mijn kop, (Tsjing Tsingleboem)
Houdt het niet op (Tsjing Tsingleboem)
Met sneeuwen.
Hoe langer het doorgaat (Tsjing Tsingleboem)
En het niet ophoudt, (Tsjing Tsingleboem)
Hoe kouder (Tsjing Tsingleboem)
Worden mijn tenen.


Dit plekje in de zonneschijn,
Waar Poeh zijn Denkwerk doet,
Zou zeker minder zonnig zijn
Als ik Vriend Knor -al is hij klein-
Er onder het denken niet ontmoet,
Want -‘k zou het haast vergeten zijn-
Vriend Knor denkt net zo goed.